--"Ons Dagboek"--

Dit is de rubriek die volledig voor poëzie en proza is voorbehouden.
Gast

11 apr 2012, 17:48

De lente twijfelt aan de deur...
Dan klettert regen op de ruit,
't wordt donker als de nacht.
De zon probeert haar best te doen
en steekt zich dan weer weg.

Hopelijk helpt volgend gedicht
om deze aprilse grillen te verjagen.
Alhoewel... droog blijft het daar ook niet in
maar mooi is het wel.


Lente in de lucht

Er hangt al lente in de lucht
ik zie het aan de wilde vlucht
van eenden, meeuwen, spreeuwen.

Het windje waait en draait en zucht
en blaast dan weer heel opgelucht
de winter duurde eeuwen.

De vroom gevouwen groene knopjes duwen
naarstig met hun kopjes
de laatste rijm is broos en breekbaar

ligt verspreid als witte nopjes
boven de spitse topjes
van een onstandvastig jaar.

Zon en regen, wat een zegen
stroomt in plassen langs de wegen
sprink'lend druppen droppels neer
schitt'ren als een spiegel weer.

Warmte wordt alvast verwacht
koude in de donk're nacht
zon in 't ochtendgloren
't voorjaar is geboren.

Mia Haazen

jure
Lid geworden op: 27 okt 2004, 11:28

15 apr 2012, 12:44

Vandaag, zondag 15 april 2012. Een speciale dag? Neen. en toch voel ik de behoefte U te groeten.
Zo maar. Omdat ik blij ben in deze groep te mogen vertoeven.
Jure.
Ik geef je geen hand. Ik wil je omhelzen.

denook
Lid geworden op: 20 aug 2006, 13:25
Locatie: Vlaams-Brabant

17 apr 2012, 20:16

Marcel Pelicaen … en zijn vest.

Een tafereeltje bij ons thuis, meer dan zestig jaar geleden, kan ik in mij nog oproepen, alsof het zich nu nog voordoet. Ik zat in de lagere school, doch kon er, tot een paar weken geleden, geen jaar opplakken. Klaar opnieuw beleven wel, maar hoe oud was ik precies …

Een situatieschets.
Wij waren van Nijverseel, een deelparochie van Opwijk.
We woonden drie kilometer uit het centrum en onze parochie was heel nieuw.
De kerk werd gebouwd toen ik er al was en de eerste priester die in de gloednieuwe pastorie kwam wonen, was nog een kapelaan. Na hem kwamen nog twee pastoors, die er weliswaar beiden oud werden, doch daarmee is de kous af.
De kerk staat er nog, met een vrij actieve parochieploeg. De zeer grote pastorie is nu het OCMW-huis van de ganse gemeente en in de missen (-één per week-) wordt meestal voorgegaan door een pastoor-manager van vijf grote parochies (-alleen Nijverseel is klein-).
Op regelmatige tijdstippen wordt de mis vervangen door een gebedsviering.

Moeder was van Nijverseel, vader kwam uit Opwijk, pal uit het centrum; zijn huis stond bijna letterlijk onder de kerktoren. Hij is altijd aan Opwijk verknocht gebleven en elke gelegenheid om er heen te gaan nam hij te baat. Hij was er o.a. een vurig, spelend lid van de koninklijke harmonie.
Iedere dinsdagavond zagen we hem in de woonkamer-keuken, zijn voeten wassend in een kom, een pas gewassen hemd aantrekken, zich nog wat opfrissen, om dan, met de klarinet op de rug, ‘Bikskes’-berg op te fietsen, naar Opwijk centrum. Zomer en winter, regen of sneeuw of vrieskou, hij liet geen enkele dinsdag voorbij gaan.

Oei, waar blijft nu het tafereeltje …
Ik betrap er mezelf op dat ik al schrijvend, en het tafereeltje weer oproepend, zo maar de sfeer van toen in mij wil bovenhalen, vasthouden … ga nog even door….

Wij zelf kenden geen mensen uit Opwijk-centrum, behalve onze grootmoeder (- meter -) en de broers en zus van vader, die allen rond hun kerk waren blijven plakken.
Alleen vader was uitgeweken, met tegenzin, naar het verre Nijverseel.
Tweemaal per jaar gingen we naar meter, die in haar huis woonde, alleen met haar enige dochter, tante Angele.
Eenmaal met nieuwjaar, alle nonkels en tantes en kleinkinderen samen.
Eenmaal met Opwijk-kermis. En dat was speciaal!!
Op die zondagmiddag van de grote kermis, waren wij, en wij alleen, uitgenodigd bij meter en tante voor een feestmaaltijd, met o.a. altijd rosbief en erwtjes en wortelen.
Hoe we daar naar uitkeken, van dagen voordien!
Tot op een keer, we met kermis-zondag naar beneden kwamen en vader en moeder niet in hun gewone doen zagen; moeder wou zelfs beginnen koken … of toch niet …
We vertrokken dan maar, zoals ieder jaar, te voet naar Opwijk, in onze zondagse kleren.
Even voor het huis van meter moesten we staan blijven en kregen ieder een (vlees-)balleken in de hand. Zeer traag stappend, terwijl we in de ballekens beten, moesten we aan het venster van meter voobij gaan, een rij vormend, één per één, met voldoende plaats er tussen.
Men moest ons zien!!!

Wat was er gebeurd?
Meter en tante vonden het te zwaar worden om ons nog te ontvangen. Tante Angele was zaterdagavond laat – toen wij al sliepen – komen melden dat we alleen verwacht werden, later in de namiddag, voor een boterham met vlaai.
Mijn vader zou toen zó kwaad zijn geweest ( - hij wist hoe alle andere kleinkinderen bijna iedere dag bij meter in- en uit- liepen -), dat hij het scenario met de ballekens uitwerkte.
We zijn natuurlijk om vier uur geen boterham met vlaai gaan eten.
En de volgende nieuwjaarsdag gingen we ook niet, en …
Maar ja, er moest toch eens een einde aan komen.
Wil je weten hoe het werd opgelost?

Op een zondag valt meter bij ons binnen, onverwachts, na de middag, met de vraag: “ of ik
(-herman-) met haar niet eens mee mag naar de zandtapijten …?”
Ik mocht mee. Met de bus naar Asse. Van daar verder met de tram (lijn Brussel – Aalst) om in Hekelgem in enkele gelegenheden te gaan kijken, waar permanent door kunstenaars(?) schilderijen en taferelen, levensgroot, op de grond, in gekleurd zand lagen uitgebeeld.

Van toen af was het weer helemaal oké tussen vader en meter.
De kermisfeestmaaltijden bleven wel verleden tijd.

En nu is het te laat om nog over Marcel Pelicaen te beginnen.
Dat komt dan binnen enkele dagen in een volgend stukje; misschien moet ‘… zijn vest …’dan nog meer naar later worden verschoven, mocht ik ook daar weer onnodig (!?) uitweiden.

denook

denook
Lid geworden op: 20 aug 2006, 13:25
Locatie: Vlaams-Brabant

27 apr 2012, 22:52

Marcel Pelicaen … en zijn vest ( - vervolg - )

Wij, als kinderen kenden dus bijna geen mensen in Opwijk-centrum; vader kende ze allemaal. Hij speelde er bij de harmonie én zijn ouders hadden een winkel: een winkel zoals er nergens in Vlaanderen nog een was, denk ik, ja, dat móet zo geweest zijn.
Stel je voor een kleinhandelszaak van 5 x 4 meter. Je komt er binnen tussen twee toonbanken. Rechts achter de toonbank, mooi in rekken, hemden, handdoeken, lakens, ondergoed…; links achter de andere toonbank alle soorten zaden: grote zakken graszaden, tarwezaden, bietenzaden … voor de boeren; kleinere zakken, alles om uit te wegen (- voorverpakt bestond nog niet -) voor de tuinders.
Toch merkwaardig niet … een kleine zelfstandige als verkooppunt van linnen en zaden.

Nu terug thuis, bij ons, op Nijverseel, met mij als oudste telg, nog in de lagere school. Straks weet ik weer in welk leerjaar ik precies zat, als Marcel Pelicaen bij ons binnenvalt.
Hij is niet alleen; hij heeft vrouw en kinderen mee; de oudste ongeveer mijn leeftijd; voor mij allen onbekend.

Ik heb mijn ouders nooit een kus zien geven, nooit een knuffel, een woord van liefde.
Daarom was het een wonder toen ik zag hoe vader en Marcel elkaar innig omarmden, toen ze na een namiddag gezelligheid met koffie en bier ( - wij speelden ondertussen buiten -), vertrokken na een lang afscheidsmoment.
Toen ze weg waren kon vader nog steeds zijn emoties niet kwijt. Marcel was zijn beste vriend, ook lid van de harmonie. Hij werkte in Brussel bij een of ander ministerie en vertrok morgen met gans zijn hebben en houden naar Belgisch-Congo, om daar, voor hetzelfde ministerie, zijn loopbaan verder te zetten.
Ik ben in de loop der jaren de naam ‘Marcel Pelicaen’ blijven onthouden, alleen door dat ontroerend afscheidstafereeltje.
De familie Pelicaen zal later wel teruggekeerd zijn. Daar heb ik geen weet van; ik was waarschijnlijk dan al het huis uit en vader is vroeg gestorven.

Enkele weken geleden, 65 jaar na vorig tafereeltje -weet het nu zeker- ga ik op wekelijks bezoek bij mijn nicht in het RVT. Ik neem de lift, als nog juist een oudere vrouw mee glipt, met een fles wijn onder de arm.
“Of ze iemand gaat verwennen?”
“Ja, is de eerste keer dat ik hier kom; hij is hier nog maar pas … Marcel Pelicaen”.
De rilling die toen door me heen ging voel ik nu weer bij dit schrijven.
“Hoe oud is die dan wel?”
“98 jaar, maar nog heel goed; hij is hier nadat zijn vrouw enige tijd geleden is overleden.”

Blijkt op de eerste verdieping dat Marcel de kamer naast mijn nicht heeft. Ze kent hem ook al van in de refter. “Zo een vriendelijke man – zegt altijd een woordje tegen iedereen als hij binnen of buiten gaat.” Ik neem me voor om bij het vertrek even bij Marcel langs te gaan.
Als ik binnenkom heeft hij bezoek; natuurlijk, de vrouw van daarnet, die een oude buurvrouw blijkt te zijn. Verder is er ook zijn oudste zoon. Drie paar ogen kijken me verwonderd aan. Wie komt daar nu binnen; alleen de vrouw kijkt wat monkelend.
“Ik ben herman, de zoon van Jozef Geeurickx”.
“Van zozef, 't is nie waar, mijn allerbeste vriend, een grote muzikant ook, spijtig al lang gestorven, en jij bent zijn zoon, mens toch …” Hij begint te wenen.
Ik vertel hem van mijn vroegere, enige ontmoeting met hem. “Ja, dat was in 1946, toen we vertrokken”. Vanaf dat ogenblik wist ik dat het tafereeltje plaats vond toen ik negen jaar was.

Marcel had zeven kinderen: vier in het wit, drie in het zwart.
Het waren natuurlijk allen blanke kids; het zwart of wit slaat op de al of niet Congo-periode.
De drie praten honderduit verder over de Congo en het ministerie, tot de buurvrouw de ‘vest’ ter sprake brengt. Nu kijkt de zoon heel verwonderd. Dat verhaal kent hij niet.
En het is marcel zelf die verder vertelt:
“Op het ministerie werkten we tot 5 uur, maar ik ging regelmatig vroeger weg, zonder dat mijn baas het wist. Ik had daarom twee vesten. Een bleef hangen aan de kapstok naast mijn buro. Als er iemand binnen kwam en vroeg of Marcel er niet was, antwoordden de collega’s dat die hier nog
wel ergens zou rondhangen want kijk … zijn vest hangt daar nog … terwijl Marcel waarschijnlijk al thuis was.”

Ik vond dat een levensechte reuze-mop.

denook

ps
Sedertdien spring ik elke week bij Marcel even binnen, tot vorige week hij me niet begroette met “ha, dag herman”. Hij herkende me niet meer, zijn ogen zijn slecht en vooral … ik had mijn hoed niet op.
Deze week, met hoed, was ik weer herman als ik binnen kwam en vertelde hij weer ronduit, met een scherp geheugen, op zijn sappige manier, over het Opwijk van mijn grootmoeder.
Nostalgie ten top.

denook
Lid geworden op: 20 aug 2006, 13:25
Locatie: Vlaams-Brabant

14 mei 2012, 20:10

Verhaaltje om voor te lezen …

Iedere dag verschijnt op sennet een ‘gedicht van de dag’.
Per maand worden deze gedichten vooraf aangekondigd, en wel op een speciale topic bij Poëzie en Proza: Sticky: ‘Poëzie van de dag’.
Er zijn ook telkens enkele Sennetters die een vloeiende tekst produceren, waarin alle titels van de maandgedichten zijn verwerkt, en dit dan nog in volgorde van verschijnen.
Ga maar eens kijken op deze topic; het loont soms de moeite.
Ik heb nu ook een poging ondernomen, met de 31 titels van de mei-gedichten; dit dus ook in volgorde van verschijnen van 1 tot 31 mei.
Ik typ de verwerkte titels met hoofdletters en maak er een voorlees- verhaaltje van.
Sommige woorden moeten zo voor de jonge luisteraartjes worden uitgelegd.
Sorry voor het soms 'ver'-gezochte; was geen gemakkelijke klus.
Hier gaan we …


Kennen jullie het LELIETJE-VAN-DALEN? Waarschijnlijk niet. Jullie kennen wel een roos of een tulp of een meiklokje. Welnu, het meiklokje heeft nog een andere, even mooie naam: lelietje-van dalen.
Zo’n lelietje-van-dalen was verbaasd toen een VLINDER erop neerstreek en zeer lang bleef zitten. Dat was niet de gewoonte. Hij leek zelfs te denken. Maar dat kon natuurlijk niet. Vlinders kennen geen EMOTIES; dat zijn gevoelens als blij zijn, verbaasd zijn, verlegen zijn enz … en ook, alleen MENSEN DENKEN, toch?
Dit tafereeltje van de vlinder op het bloempje, in het OCHTENDGLOREN,
( -dat is een lang woord om het aanbreken van de dag aan te duiden -), werd door een PIMPELMEES gevolgd, hoog van op de MUUR.
Zou ze de vlinder als ontbijt nemen? Neen, toch maar straks op zoek naar een vette, malse rups. Eerst nog even haar nest opzoeken. “WELKOM LIEF KINDJE” fluit de vogel als zij het eerste eitje ziet openbreken.

Plots klinkt een hel belgerinkel. Vlinder en vogel vliegen verschrikt weg.
De DORPSSCHOOL begint.
Iedere morgen spreekt de directeur even de ganse groep toe. Vandaag gaat het over DE WEG NAAR OPTIMISME. Als je dat woord niet verstaat moet je het maar vragen aan de juf of de meester; het heeft een heel blije betekenis.
Na de middag maken alle kinderen samen een LENTEWANDELING.
WAT GAAT ALLES VLUG, puft juf Rita, als ze om 16 uur de school verlaat en er aan denkt dat ze MOEDERS ROZEN nog moet bestellen voor zondag.
“LENTE !” roepen drie bengels, ook op weg naar huis. DE ROEP van Tim’s vader hebben ze zelfs niet gehoord; zo BLIJ en uitgelaten als ze zijn. Tim loopt zelfs zijn huis voorbij, nog een eindje mee met zijn twee kameraden.
DE WEG TERUG, alleen, is minder prettig.
Langs de kant van de weg ziet hij JORDAN, DE KAT VAN DE BUUR. Het diertje ziet er wat ziekskes uit; met droeve ogen kijkt het hem aan.
SAMEN keren ze nu terug. Het moet blijven LEVEN, wil Tim;

Hij zal het poesje niet meteen naar de buren dragen. Anke, zijn klein vriendinnetje zou te erg schrikken. Hij brengt het voorzichtig naar MOEDERS KAMER, boven, en legt het in een doosje met doekjes, onder het bed.
Beneden ruikt alles naar COQ AU VIN; hij wordt er zelf ook misselijk van. Jullie kennen vast coq au vin niet. Dat is ‘kip’ of beter, ‘haan’, doch klaargemaakt in stinkende wijnsaus, bah!
Hij verzorgt het poesje en laat het wat melk drinken; het ziet er al een beetje beter uit
VOOR EEN NIEUW LEVEN wil ik dit poesje niet ruilen bidt Tim.
s’Nachts breekt een hevig LENTEONWEER los. Tim heeft schrik. Hij sluipt voorzichtig naar moeders kamer, neemt het poesje mee en stopt het bij hem in bed.

Volgende morgen …wonder boven wonder … het poesje is weer helemaal in orde.
Het is zaterdag; dus geen school.
“Anke, DANS NU, mijn KLEIN MEISJE, want Jordan was ziek en ik heb haar genezen.!”
Tim voelt dat Anke blij en gelukkig is; hij dus ook, want Anke is zijn enig buurmeisje en een lief vriendinnetje.
Hij droomt dan ook ’s avonds in bed alleen van prettige dingen. Zou een poesje ook een engelbewaarder hebben, zoals wij, denkt hij. Vorige week wist hij niet eens wat een engelbewaarder was, maar deze week leerde de juf over de engelbewaarders, als zeer speciale engelen. Engelen … jammer dat we ze niet kunnen zien; al kunnen zij wel vliegen. MISSCHIEN ZIJN MEEUWEN WEL ENGELEN, droomt Tim verder.
En van de meeuwen komt hij weer bij andere vogels, en van andere vogels weer bij de kip, want dat is ook een vogel.
Kip met appelmoes. LEKKER SMULLEN. Eigenlijk eet hij kip graag in alle bereidingen. Alleen de coq au vin, bah, nogmaals bah!
Raar toch hoe grote mensen kinderen zo VAN DE WIJS kunnen brengen.
’s NACHTS, en met de ogen dicht, zou hij niet smaken of een stukje kip wel echte kip is.
En zo raakt hij eindelijk in slaap …

DE WATERSCHAAL ( - alias denook -)
Gast

19 mei 2012, 16:23

Dag boek,

Het is weer even geleden dat ik langskwam.
Dat doet me denken aan de tijd dat we nog te biechten moesten.
'Eerwaarde Heer het is ... geleden dat ik nog te biechten ging',
de aanvangswoorden van onze schuldbelijdenis.
Wat hebben we toen angsten uitgestaan,
de dagelijkse zonden, dat ging nog,
maar de vermeende doodzonden die je begaan had,
hoe moest je die gaan uitleggen?
Door al die moeilijke woorden, die je niet begreep
en waar geen duidelijke uitleg over gegeven werd,
rees soms het vermoeden dat je zwaar gezondigd had.
Het positieve eraan was wel
dat wanneer je te biechten geweest was
en de absolutie gekregen,
je jezelf zo licht als een veertje voelde,
vrij van zonden en alles vergeven.

In ons dorp was er een pastoor en twee onderpastoors,
één ervan was hardhorend.
En aangezien de biecht redelijk stil gefluisterd werd
zat er steeds een lange rij 'zondaars' aan zijn biechtstoel te wachten.
Het nadeel was dat hij de penitentie zo luid uitsprak
dat de andere wachtenden alles konden horen.
En als je dan een zware schuldvereffening kreeg
werd je met argusogen bekeken.
Wat zou die allemaal uitgespookt hebben...?


elleke

denook
Lid geworden op: 20 aug 2006, 13:25
Locatie: Vlaams-Brabant

25 mei 2012, 18:17

OLDIES

Bepaalde gebeurtenissen, een beetje buiten het gewone van elke dag, kunnen doen teruggrijpen naar situaties vroeger, en nog, en nog vroeger, tot men plots zo ver in het verleden zit en bijna is vergeten waar de blik- retour daarnet eigenlijk begon.
Zo was het ook enkele dagen geleden, toen ik ’s avonds de slaap niet vond en in bed terugdacht aan Essenbeek bij Halle en café ’t oud kasteel’, waar wij die middag menig blonde Affligem dronken.
Laat ons het café voor het einde bewaren en starten tot waar mijn avonddromen me net brachten: bij een leraar, pas afgestudeerd, diploma op zak, uitkijkend naar zijn eerste eerste september.

Bij ons thuis werden eind augustus, op één dag, drie telegrammen bezorgd. Dat was toen de enige manier om iemand die geen telefoon had vlug te bereiken.
We schreven eind jaren 50 en ‘denook’ was toen nog’ herman’.
Het waren ook – denk ik toch – de enige telegrammen die we ooit kregen, huwelijken en andere niet meegerekend. Raar toch, drie, en alle op dezelfde dag.
Eind augustus, zo leerde ik later, is het ogenblik waarop scholen pas een juist inzicht hebben over hun leerlingenaantal, en dus ook het aantal mogelijke vacatures die vrij komen voor nieuwe leerkrachten.
In drie scholen was er een plaats voor mij, en of ik zo vlug mogelijk contact wou opnemen.
Mag ik zeggen dat ik me even erg belangrijk vond, terwijl er alleen maar een grote schaarste was op de lerarenmarkt, dat ogenblik.

De grootste school die interesse had, en die ik ook al kende via via, was Sint- Ursula uit Laken: lagere school, humaniora, normaalschool voor onderwijzeressen, met dan nog telkens een Vlaamse en Franse afdeling.
Het zou waarschijnlijk St-Ursula worden; met ook alleen meisjes-leerlingen en daar dan een jonge twintiger voor de klas…

De tweede school ben ik vergeten; ik weet nog dat ze vrij ver lag.

De kleinste school, waar ik nooit vroeger van hoorde, lag in Ternat.
Hoe kon het, slechts iets meer dan tien kilometers van bij ons en totaal onbekend.
Wou dat toch wel eens zien.
Met een lijnbus, twee treinen en nog een stuk te voet, kwam ik er aan.

Geen school in Vlaanderen kon er toen niet, en ook nu niet, meer uitnodigend bij liggen. De grootste zuurpruim die iets met onderwijs te maken had, moest er verliefd op worden.
Een prachtig, groot Middeleeuws kasteel, midden vele hectaren park. Een dreef vanaf de straat, eerst recht, tussen een vijver en veel groen, dan een sierlijke bocht makend met links en rechts alleen nog vijvers, om daarna over een lange, idyllisch gemetste brug, langs een zware poort, tussen dikke kasteelmuren te eindigen op de binnenkoer.
En in dat kasteel was een kleine, een zeer kleine school gehuisvest.
Er was een lagere school met zes klassen, één per leerjaar en een middelbaar schooltje met … drie klasjes: een eerste, een tweede en een derde middelbaar; alle klassen waren grote kasteelkamers met houten vloeren en hoge ramen, verdeeld in vele kleine raampjes, die uitzagen op de vijver.
Ik zie nu nog het statige zwanenpaar, zich oppermachtig voelend tussen de vele eenden; of de vissers van de vissersclub ( met een streng gelimiteerde ledenlijst), die roerloos, één met het water en het groen achter hun, starend naar de dobber … gewoon gelukkig waren: Gaston en Achiel en Steppe en anderen; de meesten reeds overleden.
Het ganse domein was vroeger aangekocht door de orde ‘Broeders van de Christelijke Scholen’, en al die jaren zorgden de ‘broederkes’, kleinschalig, voor het onderwijs van de jeugd (-alleen jongens-), in Ternat.

Twee zaken spraken me aan:
- de uitstraling van de omgeving, zoals ik beschreef,
- de figuur van broeder ‘Rafaël’; komende van Kortrijk en benoemd als nieuwe directeur van Ternat, had hij er grootse plannen.
Hij wou meteen starten met een hoger middelbaar, wat hij ook deed: een vierde jaar en dan nog een Wetenschappelijke A afdeling.
Van al het grootse dat heden ten dagen de school inhoudt, heeft hij de grondslagen gelegd.
Hij dempte een deel van de vijver, bouwde nieuwe klassen, legde een nieuwe speelplaats aan en liet een grote refter met daarboven een feestzaal verrijzen. Tussen het groen van het domein kwam een sportzaal. Hij legde ook bussen in, alleen voor de school, want vele omliggende gehuchten waren anders niet bereikbaar.
Jammer genoeg was er een vrouw, uit Kortrijk nog, die hij kende en waarschijnlijk is blijven kennen, want plots was hij weg, bij die vrouw.
Eigenlijk geen jammer; de grondslagen waren gelegd waarop kon worden verder gebouwd en … ik hoop dat hij gelukkig is in West-Vlaanderen; of is het ook al ‘was’ …

Hoe ik dat allemaal weet?
Omdat ik er bleef natuurlijk en St-Ursula iemand anders liet zoeken.
Vandaag kan ik stellen dat geen leerkracht ooit, noch in de lagere, noch in de middelbare, meer jaren dienst heeft of had dan ik. Ik ben dan ook blij te hebben mogen meewerken om van een klein schooltje de school te maken zoals ze er nu bij ligt.

Oei, waar blijven de ‘oldies’?

Wordt vervolgd

denook

swakke
Moderator SeniorenNet
Lid geworden op: 04 aug 2002, 00:29
Locatie: Mechelen

07 jun 2012, 21:38

Beste leden,

op vraag van denook wordt het afgesloten.
Vriendelijke groeten,
Swakke.